Als er iemand geld gaat lenen voor het kopen van een huis, en hij geeft het huis las onderpand, dan is hij de eigenaar van het pand, geldnemer en hypotheekgever. De gene die het geld geeft wat vaak een financiële instelling is is de hypotheeknemer want hij verkrijgt het recht van hypotheek: eerste recht van verkoop. Dat betekent dus dat de bank hypotheekhouder is. Deze termen worden best wel vaak ten onrechte omgekeerd door veel mensen.

Het overgrote deel van de hypotheken hangen samen met het aankopen van een onroerend goed. En de hypotheek is de zekerheid van de geldlening. En over het algemeen is het de bedoeling dat aan het eind van de looptijd de lening is terugbetaald. En de geldnemer moet betalen voor de hypotheek periodiek en dat is voor een woninghypotheek vaak een maandelijks bedrag met de rente en een eventuele aflossing.

Het recht van hypotheek is een recht die zakelijk is op een registergoed. Iemand die een recht van hypotheek heeft, mag zijn vordering met voorrang op het registergoed verhalen.

Vaak hebben geldverstrekkers wat bijna altijd banken zijn een recht van hypotheek op een pand waarvoor zij een lening hebben verstrekt. En als de lener zijn afspraken niet na komt dan kan de bank het pand gewoon te koop zetten. Alleen voor hij te koop wordt gezet moeten ze natuurlijk wel een uitspraak van de rechter hebben maar dat krijgen ze al snel als iemand zijn afspraken niet na komt. Als het pand eenmaal is verkocht dan mag de hypotheekverstrekker zijn vordering met voorrang op de opbrengst van het pand verhalen nog voor alle andere crediteuren.

De geldgever of terwijl de bank is de hypotheeknemer dus hij verkrijgt het eerste recht van verkoop of hypotheekhouder. De geldnemer die de eigenaar is van het pand die heet ook wel de hypotheekgever. De termen worden vaak doorelkaar gehaald en wordt er gezegd dat men een hypotheek heeft genomen op het huis om het huis te kunnen kopen, maar in de werkelijkheid geef men hypotheek. Een hypotheek wordt bij een notaris vastgelegd in een hypotheekakte.